Eigen soort eerst
HARD//HOOFD ESSAYREEKS
Veestapels verbeteren, ziektes uitbannen, voedseltekorten inperken, uitstervende diersoorten redden: klonen biedt mogelijkheden maar het thema heeft een nare bijsmaak. In 1996 maakte schaap Dolly als ’s werelds eerste kloon een hoop discussie en morele verontwaardiging los. Ruim twintig jaar later is het debat weinig veranderd en heeft het thema nog altijd een nare bijsmaak. Daarom maakte BNN afgelopen seizoen een programmareeks over klonen met Pipo de Kloon als resultaat. De viervoeter moest de kijker meenemen op een ‘rationele ontdekkingsreis’ in de wereld van het klonen, voorbij alle negatieve onderbuikgevoelens. Maar welke ideeën schuilen er eigenlijk achter deze negatieve gevoelens? Waarom zijn ze ‘irrationeel’ en ruim twintig jaar na Dolly nog steeds aanwezig?
Het perfect gekloonde dier: better, faster, stronger
Klonen is een kunstmatige vorm van reproductie waarbij een identieke genetische kopie van een organisme wordt geproduceerd. Bij het klonen van dieren wordt het genetische materiaal van het ene dier in de eicel van hetzelfde soort dier geplaatst om vervolgens een kloon te laten ontwikkelen. Klonen wordt gecombineerd met genmodificatie waardoor het mogelijk is om een gen uit te schakelen of toe te voegen. In de VS en China worden bijvoorbeeld koeien gekloond die geen gekkekoeienziekte kunnen krijgen of langer melk kunnen geven en in Frankrijk worden sterke paarden gekloond voor de dressuursport. Ook voor medische doeleinden worden dieren gekloond. Bijvoorbeeld proefdieren voor medisch onderzoek of varkens die geschikt zijn voor de transplantatie van organen tussen mensen en dieren. Een andere toepassing is therapeutisch klonen, waarbij lichaamscellen worden geproduceerd die kunnen bijdragen aan de genezing van chronische ziekten zoals Parkinson. Wie niet enthousiast is over deze oase aan mogelijkheden weet nog niet genoeg over klonen, dachten ze bij BNN. De presentatoren stonden daarom te popelen om korte metten te maken met de Hollandse kloonangst.
Stoflaag van suggesties
In de openingsaflevering gaf Sophie Hilbrand het eerlijk toe: toen Dolly werd gekloond keurde ze dat af vanuit een onderbuikgevoel en nu vond ze dat erg truttig van zichzelf. “Ja Sophie, inderdaad wel hèèl truttig van je,’’ bevestigde filosoof Bas Haring. Nog voordat het programma inhoudelijk was begonnen werd duidelijk: kloonscepsis is voor bange trutjes.
Nadat de toon was gezet volgt een interview met dierenarts Peter Klaver die uitlegt dat klonen in 1938 werd uitgevonden door embryoloog Hans Spemann. De dierenarts zinspeelt dat Spemann een Übermensch wilde maken en het Arische ras wilde uitbreiden waarop Sophie de speculatie wegwuift om veilig aan het thema eugenetica te kunnen ontsnappen. Zou de kloonangst al wat Hollandse onderbuiken hebben verlaten nu het woord Übermensch was gevallen? Vast niet, daarom gaat Bas Haring irrationele tegenargumenten verzamelen op een bijeenkomst voor hondenfokkers. De fokkers vertellen dat zij alleen een hond via ‘natuurlijke’ bevruchting willen waardoor het voor Haring eenvoudig is om het gesprek te barricaderen met retorische vragen zoals: “klonen onnatuurlijk? die bril op uw gezicht is toch ook onnatuurlijk?”. Nadat alle drogredeneringen keurig waren doorgeprikt, kwamen nergens steekhoudende argumenten tegen klonen naar voren. Het programma plaatste een drogredenering in de schijnwerpers – klonen is verkeerd omdat het onnatuurlijk is -, en suggereerde dat alle kloonscepsis naar de irrationele hoek kan worden verbannen. Met deze retoriekbulldozer, die elke aflevering opnieuw van stal werd gehaald, kon het programma een inhoudelijke open blik wel vergeten. Wie zich niet graag identificeert met truttigheid of irrationaliteit moest immers eerst door de suggestieve stoflaag heen bijten om het thema nog enigszins onbevangen te kunnen benaderen.
De onnatuurlijkheid der dingen
Wie ambieert verder te reiken dan onderbuikgevoelens moet beginnen met het ontrafelen van het irrationele onderbuikargument ‘onnatuurlijk dus verwerpelijk’. Onze Nederlandse samenleving is bijzonder Romantisch georiënteerd waardoor natuurlijkheid vaak wordt geassocieerd met ‘het goede’ en onnatuurlijkheid met ‘het slechte’. Daardoor gebruiken mensen nogal eens de term ‘natuurlijk’ waar zij ‘wenselijk’ bedoelen en de term ‘onnatuurlijk’ waar zij ‘onwenselijk’ bedoelen. Wanneer onnatuurlijkheid normatief gebruikt wordt, moet daar dieper op worden doorgevraagd in plaats van de discussie rationeel te barricaderen zoals Bas Haring bij de hondenfokkers deed. Uiteraard is de bril van de hondenfokker die hij interviewde onnatuurlijk, net zoals duizend andere dingen die onze levens dagelijks veraangenamen. Toevalsfactoren bij menselijke voortplanting worden allang kunstmatig beïnvloed door bijvoorbeeld anticonceptie en prenataal testen, om over de kunstmatigheid en het dierenleed bij fokken nog maar te zwijgen. Voor de meeste kloonsceptici gaat het er dan ook helemaal niet om of het weghalen van toevalsfactoren bij reproductie onnatuurlijk is, het gaat om de doelstelling erachter, de context waarin en de consequenties voor mens, dier en milieu. Dààr moet op worden doorgevraagd, in plaats van af te haken bij het onnatuurlijkheids argument.
Biotechnologie horrorscenario’s
Om onderbuikgevoelens beter te begrijpen helpt het inzicht dat biotechnologie horrorscenario’s raken aan diep gewortelde angsten en toekomstscenario’s die door sommigen worden ervaren als een werkelijkheid in wording. Veel kloonangsten zijn gestoeld op het idee van menselijk klonen en sluipende eugenetica: wanneer klonen wordt gebruikt in combinatie met genmodificatie kunnen we een fysiek en mentaal superieur ras maken. Dat doen we al met gekloonde dressuurpaarden, en in China wordt vanwege soepelere wetgeving al jaren onderzoek gedaan naar genetische modificatie van menselijke embryo’s, tot nu toe met weinig ‘vorderingen’. Mocht dat geen kwestie van tijd of wetgeving zijn, dan kunnen we ons altijd nog vastklampen aan het idee dat we zelf bij machte zijn om Huxleyaans Brave New World scenario’s buiten de realiteit te houden. In plaats van alle angsten te diskwalificeren als irreëel kunnen we ze ook gebruiken om vanuit een kritisch kader naar biotechnologische ontwikkelingen te kijken. Wanneer klonen en genmodificatie worden gebruikt om ziektes te verhelpen is het bijvoorbeeld zinvol om kritisch te kijken naar de vervagende grenzen tussen het genezen en verbeteren van mensen. Angst is niet per definitie een irrationele raadgever en er hobbelen bovendien al genoeg hordes aan achter de valse beloftes van biotechnologische utopieën en marketeers. Zo ook BNN die honderdduizend dollar aan publieksgeld investeerde in het malafide Sooam Biotech van kloonpioneer Woo Suk Hwang die veelbelovende resultaten uit zijn duim zoog voor economisch gewin.
Better, faster, stronger ten koste waarvan?
BNN verhulde met Pipo’s hoge likeability factor het leed dat vaak gepaard gaat met het genetische geknutsel aan dieren. Gekloonde dieren hebben last van misvormingen, virale infecties en een slechte bloedsomloop en ademhaling. Het klonen van planten voor onze voedselproductie gaat gepaard met een verregaande monopolievorming in de zaad- en veredel sector die ten koste gaat van duurzame landbouwbedrijven en biodiversiteit. Steeds meer dieren en planten worden genetisch geperfectioneerd en gedupliceerd om optimaal in dienst te staan van de economisch welvarende mens. Hoewel de mens zich al eeuwen boven alle andere levensvormen plaatst, is dit antropocentrische wereldbeeld geen vanzelfsprekendheid meer. Zo wordt de autonomie van de mens vanuit verschillende wetenschappen gerelativeerd, is er meer aandacht voor de autonomie en intelligentie van dieren en neemt het ecologisch bewustzijn toe. Klonen wordt doelmatig ingezet maar de vraag is: doelmatig op welke termijn en voor wie? Wanneer we het antropocentrische wereldbeeld loslaten en meer denken vanuit het belang van de planeet kunnen we de verschillende toepassingen van klonen pas daadwerkelijk op waarde schatten. Klonen kan namelijk zowel positieve als negatieve gevolgen hebben voor klimaatverandering, welzijn van mens en dier, uitputting van de aarde en een evenredige toegang tot deze technologieën. Vanuit dit inzicht moeten we ons afvragen wat we verstaan onder biomedische vooruitgang in een samenleving waar steeds meer mensen langer leven, terwijl de ecologische en sociale voorwaarden afkalven om de groeiende bevolking een humaan bestaan te kunnen bieden. Vooraanstaande Koreaanse wetenschappers vertelden in de slotaflevering dat we ons daar geen zorgen over hoeven te maken omdat zij een technologische oplossing voor elk wereldprobleem ontwikkelen. Zijn we net een beetje aan het minderen met vlees, CO2 uitstoot en voortplanting, krijgen we te horen dat al dat ‘calvinistische gedoe’ nergens voor nodig is omdat we andere soorten steeds beter kunnen benutten om onze eigen soort te laten uitdijen. Een impopulaire maar relevante vraag is of het faciliteren van snelle bevolkingsgroei door middel van gekloond voedsel, gekloonde gezondheid en gekloonde welvaart ook tot meer menselijk geluk leidt. Misschien raken biotechnologie horrorscenario’s aan ons rationele en ecologische besef dat grenzeloze groei problematisch is voor onze planeet en levenskwaliteit.
Tijdloze angsten op een eindige planeet
Het is niet vreemd dat we twintig jaar na Dolly nog steeds hetzelfde debat voeren. Kloonscepsis is immers gefundeerd op een tijdloze angst voor technologieën die zich tegen ons kunnen keren en op een Romantische conceptualisering van natuurlijkheid die diep ligt verankerd in onze cultuur. Juist in tijden van snelle biotechnologische ontwikkeling en verdere samensmelting van natuur en techniek vallen mensen graag terug op klassieke scheidslijnen. Het concept ‘onnatuurlijkheid’ fungeert voor sommigen als motivatie om ergens in het groeiende landschap aan mogelijkheden een grens te trekken. Begrenzen is een primaire behoefte die in onze ‘omdat het kan’ samenleving verkeerd wordt begrepen en blijkbaar wordt weggezet als ‘truttig’. De biotechnologische mogelijkheden mogen dan eindeloos lijken en grenzen mogen dan arbitrair zijn, maar onze planeet is eindig. Daar is weinig irrationeels aan. We kunnen onze tijd, geld en energie investeren in het klonen van een diersoort die met uitsterven wordt bedreigd of een koe die minder CO2 uitstoot, maar we kunnen ook minder vlees eten en onszelf aanleren om zuinig te zijn op dieren. Cynici die roepen dat mensen hun gedrag nooit zullen veranderen krijgen gelijk wanneer biotechnologische mogelijkheden ons faciliteren in korte termijn en eigen soort eerst oplossingen.
Dit artikel maakt deel uit van mijn essay reeks over authenticiteit, het maakbare ik en het streven naar perfectie op Hard//hoofd