Misplaatste bescheidenheid van internetloze generatie
Televisie is bestempeld tot dinosaurus medium. Presentatoren en producenten knikken braaf mee met alle toekomstvoorspellers, niets komt treuriger over dan het verdedigen van iets dat ten dode is opgeschreven.
Onderwerping aan digitaal wijze knaapjes
Door digitale ontwikkelingen te presenteren als een niet te stoppen trein worden techniekwaarschuwingen al snel gediskwalificeerd als irrationeel en wereldvreemd. Techniekkritiek; dat is toch iets voor ouderwetse romantici en angsthazen? Een kritische vraag over onze digitale toekomst wordt pas serieus genomen wanneer men zich eerst weerloos overgeeft aan techwatchers die ons de nieuwste digitale werkelijkheid als een onafwendbaar feit dicteren. Nergens zie je dit mechanisme duidelijker terug dan in De Wereld Draait Door. Voor Matthijs van Nieuwkerk is de onderdanige houding van de digitale leek een tweede natuur. En dat is maar goed ook, denken ze bij de publieke omroep, want die nimmer bij te benen digitale ontwikkelingen zijn ook voor een aantal van onze doelgroepen een moeilijk te doorgronden mysterie. Gelukkig kan BNN-VARA haar kijkers enlightenen met inzichten van hippe kinders die al filmend met smartphone in de hand hun digitale wijsheden met ons delen. Kijk eens, we zijn live op het dinosaurusmedium bij opa Matthijs die bescheiden blijft benadrukken dat hij ook maar een onwetende ouwe lul is want stel je voor dat hij zijn gedateerde dinosaurusinzichten loslaat op al die flitsende technologieën, het moet niet gekker worden. Dat kunnen we beter overlaten aan achttienjarige digiwise knaapjes, die bij belangrijke meneren van grote banken mogen aanschuiven om hen uit te leggen hoe zij Snapchat kunnen integreren in hun verdienmodel.
Die bescheiden lekenhouding van digitaal minder ontwikkelde ouderen is vaak misplaatst en bovendien een gemiste kans. Polarisering is volgens velen het grootste maatschappelijke probleem van deze tijd. Niet alleen tussen allochtoon en autochtoon, arm en rijk en hoog en laag opgeleid maar ook tussen jong en oud. Hoewel ik denk dat maatschappelijke verbinding als medicijn tegen polarisering zwaar wordt overschat, vind ik het spijtig wanneer ouderen denken dat zij intellectueel niets meer hebben toe te voegen aan onze digitaliserende wereld. Mijn ervaring in het ouderenwerk heeft mij laten zien dat dinosaurusinzichten relevant zijn voor actuele technologische vraagstukken. Ouderdom brengt niet alleen levenswijsheid met zich mee maar ook een distantie tot onze dagelijkse, vluchtige realiteit. Deze kan worden uitgelegd als wereldvreemdheid maar in sommige gevallen zorgt distantie voor een buitenstaandersperspectief dat ons in staat stelt om holistisch naar de werkelijkheid te kijken, uit te zoomen, lange termijn processen te overzien en bredere verbanden te leggen. Als er iets schreeuwt om inzichten van buitenstaanders dan is het wel dat vanzelfsprekende geklik vanuit een social media vacuüm en digitaal zoekproces waarin mensen non-stop bevestigd worden in hun eigen wereldbeelden. Hoe kun je zien op welke manieren de wereld om je heen aan het veranderden is als je in digitale tunnels leeft? Het zou mooi zijn als uitzoomen niet alleen is voorbestemd aan kunstenaars en filosofen, maar ook meer zou doorklinken in onze alledaagse on- en offline wereld.
Cynische vreugdedans wanneer Facebook zijn gebruikers in hun privacy-aars naait
Met mijn eenendertig levensjaren ben ik geen dinosaurus maar ik ben wel een geïnformeerde digitale buitenstaander. Ik ga smartphone en social medialoos door het leven en vul mijn scherm wekelijks met onderzoeken, programma’s en artikelen over digitale ontwikkelingen. Omdat velen in de illusie verkeren dat je iets pas kunt bekritiseren wanneer je het aan den lijve hebt ervaren (ik wacht nog steeds op de eerste harddrugscriticus die een heroïnespuit in zijn arm zet om te bestuderen of het echt zo verslavend is) vind ik het belangrijk om te benadrukken dat ik vanwege mijn werk ook een tijdje ervaringsdeskundige ben geweest. Hoewel ik prima met alle app en sociale media rommel overweg kon, voelde ik dagelijks de behoefte om mijn smartphone met een hamer kapot te slaan. Hoe krom is het dat er zoveel onzin opties en disfunctionele apps op een apparaat passen waarmee ik niet eens fatsoenlijk verstaanbaar kan bellen. Inmiddels kan ik een cursus zelfbeheersing geven en denk ik dat ik een hater ben geworden: ik gniffel als ik mensen zie kloten met een niet werkende app of lege batterij (dat is vaak) en doe een cynische vreugdedans wanneer Facebook zijn gebruikers voor de zoveelste keer in hun privacy-aars naait.
Grootste commerciële ontginning in de geschiedenis
De verschuiving van off- naar online wereld vindt op steeds meer levensterreinen plaats. Tegelijk zien we in de marge allerlei zwaar gecommercialiseerde tegenbewegingen in de vorm van romantische nostalgie naar ouderwetse communicatiemiddelen, digitale detox kampen, internetloze hotels en smartphone etiquette. Terwijl mensen zichzelf gerust stellen met dit soort uitingen van ‘kritisch’ social media gebruik, is iedereen inmiddels onderdeel geworden van de grootste commerciële ontginning van ons gedrag in de geschiedenis.
Onze online wereld wordt vaak voorgesteld als een democratisch utopia waarin de wetten van het grote geld en oude machtsstructuren in mindere mate gelden. Achter alle beloftes van meer inspraak, transparantie en verbondenheid zit een ander doel: onze voorkeuren en verlangens zoveel mogelijk vermarkten. Bedrijven die ooit als idealistische start-ups begonnen zoals Airbnb en Facebook zijn doorontwikkeld tot multinationale beursgiganten met winstmaximalisatie als hoofddoel. Deze hebben meer macht dan in het internetloze tijdperk toen start-ups nog konden concurreren met de gevestigde orde door middel van een innovatie. Wanneer je op een bepaald vlak de grootste bent zoals Google in zoeken, Facebook in contact leggen en Airbnb in kamers verhuren, dan kom je er als nieuw bedrijf amper tussen omdat je de data mist om een succesvolle start te kunnen maken. Het gevolg is dat er een sterkere globale monopolisering ontstaat waarbij starters steeds vaker worden opgekocht en monopolies amper nog kunnen worden doorbroken. Wanneer je in het glasvezelloze tijdperk een eigen bedrijf opzette en het innovatiever aanpakte dan anderen, stimuleerde dat de concurrentie. Maar wie kan in de huidige globale internet economie nog serieus concurreren met Google, Facebook of Airbnb? Alternatieve social media netwerken zonder advertisement verdienmodel kunnen bijvoorbeeld niet concurreren met Facebook omdat niemand naar een social media netwerk overstapt waar geen andere contacten op zitten. Juist in een globale interneteconomie worden kleine initiatieven en vormen van oppositie opgeslokt in het grotere systeem.
In plaats van een handel in producten gaat het tegenwoordig om een handel in onze aandachtsuren. Ging het vroeger allemaal om olie of goud, tegenwoordig gaat het om data. Daardoor ontstaat er een commerciële run op onze tijd en aandacht waarbij de vraag what makes you click? centraal staat. Er is zelfs een wetenschappelijke tak genaamd Captology die zich richt op het onderzoeken en ontwikkelen van meldingsgeluiden, buttons en swipes die bij ons een pavlovreactie opwekken. Het bedrijf dat onze geest het best weet te manipuleren om ons zo lang mogelijk aan het scherm te lijmen en daardoor meer data te ontfutselen, heeft de grootste kans om een beursgenoteerde multinational te worden. Snapchat is momenteel koploper met een beursgang van 25 miljard.
Met commercieel profijt is natuurlijk niets mis, de vraag is ten koste van wat en ten koste van wie. Inmiddels weet bijna iedereen dat het gebruik van social media en online apps niet gratis is; we betalen met onze persoonlijke data die bedrijven in een nanoseconde verhandelen om zo de best passende advertisement te laten verschijnen. Of deze reclame ook daadwerkelijk gezien wordt is niet relevant, dit is nog altijd het meest voorkomende verdienmodel. Onze data blijken niet alleen te worden doorverkocht voor gerichte advertisement en algoritmes blijken niet alleen te worden gebruikt om ons koopgedrag te voorspellen. Regelmatig verschijnen nieuwsberichten en documentaires over de bizarre manieren waarop onze data op straat liggen en gebruikt worden voor morele doeleinden. Juist doordat privacy wetgeving strenger wordt, zoeken overheden hulp bij Yahoo, Google en Microsoft om bijvoorbeeld e-mail content te kunnen bekijken. Met dank aan apps die ongemerkt en zonder noodzaak toegang hebben tot de microfoon en zelfs camera van de app-gebruiker, kunnen er nog veel meer dingen bekeken worden. Het toenemende bewustzijn van privacy gaat niet gepaard met een gedragsverandering. Dit bewustwordingsproces zal zich misschien hetzelfde ontwikkelen als ecologisch bewustzijn: mensen erkennen langzaam aan de feiten maar veranderen hun gedrag pas wanneer het voelbaar begint te worden in de eigen portemonnee of wanneer het al te laat of twee voor twaalf is. Zo gaat dat vaak met maatschappelijke bewustwordingsprocessen op het gebied van thema’s die abstract lijken en alomvattend van aard zijn.
Gealgoritmiseerde gevangenis
Een veel ingrijpender proces dat gepaard gaat met brute privacy schendingen is dat ons leven op steeds meer gebieden wordt gealgoritmiseerd. Onze data worden eerst verzameld en geanonimiseerd conform privacywetgeving. Vervolgens worden ze ergens anders verrijkt en gecombineerd, en daarmee weer zoveel mogelijk gedeanonimiseerd om vanuit een zo nauwkeurig mogelijke profielschets nieuwsberichten, producten, liedjes en videoclips aan te bieden die het beste bij onze digitale voetsporen en smaakvoorkeuren passen. Daarbij gaan bedrijven ook in de offline wereld telkens een stapje verder: via wifi-tracking kunnen ze zien in welke winkels je hoeveel tijd hebt besteed en waar je al dan niet iets gekocht hebt. Facial recognition software wordt niet alleen gebruikt om criminelen op te sporen maar ook om oogbewegingen en gelaatsuitdrukkingen te traceren en daarmee ons koopgedrag te analyseren.
Algoritmes kennen ons gedrag vaak beter dan wij zelf: ze kunnen vaststellen of jij homoseksueel bent, gaat trouwen of zwanger bent nog voordat jij dat zelf weet. Ze worden constant slimmer gemaakt en zorgen ervoor dat je producten, nieuwsberichten, adviezen en informatiestromen krijgt aangeboden die het beste bij de voorspelling van jouw toekomstige gedrag passen. Het gevolg is dat mensen vanuit efficiency voor de weg kiezen die het algoritme aanreikt en minder worden uitgedaagd om alternatieve of meerdere routes te verkennen. Omdat de autonomie die bij digitale techniek hoort slecht wordt bewaakt, zullen mensen in toenemende mate voorspelbare paden gaan bewandelen. Een voorbeeld hiervan is het concept van Smart cities: techbedrijven verkopen efficiëntie en veiligheid door surveillancedata en systemen te installeren waarmee het gedrag van burgers kan worden voorspeld en bijgestuurd. Zo claimt de belastingdienst bijvoorbeeld data van parkeerapps om leaserijders te betrappen op misbruik van regelgeving. In hoeverre kunnen wij er vanuit gaan dat dit type bijsturingen niet wordt toegepast op ingrijpendere levensstijl gebieden die ons misschien minder goed uitkomen? Op het gebied van gezondheid wordt bijvoorbeeld data verzameld via gezondheidsapps. De vraag is hoe deze data gebruikt worden en door wie. Door je verzekeraar of misschien je werkgever? Voor wiens persoonlijke vrijheden zal dit positief uitpakken? Dit zijn geen onrealistische vragen in een wereld waar het voornamelijk draait om kostenbesparing, doelmatigheid en efficiency.
Algoritmes worden gebruikt voor zowel commerciële als morele doeleinden en hebben invloed op de wijze waarop we mens zijn definiëren. We worden in toenemende mate wetenschappelijk geanalyseerd als voorspelbare biochemische en neurologische algoritmes. Onder invloed van deze wetenschappelijke, neurobiologische kennis proberen we onze biochemische en neurologische processen zoveel mogelijk naar de hand te zetten. Bijvoorbeeld via neuro-enhancement, neurofeedback en biohacking. Wie zegt mij dat deze niet net zo onderhevig zijn aan dezelfde economische of andersoortige geestdodende doelrationaliteiten als de algoritmes van big data bedrijven? De biotechindustrie is natuurlijk geen liefdadigheidsinstelling en mensen staan misschien ook wel te springen om een allesoverheersende efficiency en doelmatigheid. Als ik daarbij optel dat fysieke en digitale algoritmisering steeds meer met elkaar verknoopt zijn, vraag ik me af wat ik me daarbij moet voorstellen. Fijn dat techoptimisten en transhumanisten vinden dat we allemaal zo lekker autonoom en creatief bezig zijn met programmeren, digitale apps, algoritmes en biohack labs, maar zij hebben vaak een blinde vlek voor het sociale vormingsproces van onze individuele verlangens, de sociale logica van de macht van de meerderheid, de maatschappelijke logica van de macht van de mogelijkheid en de kapitalistische logica van geld.
Mentale armoede beyond repair
Door mee te gaan in de algoritmisering van onze levens, gaan we steeds meer lijken op voorspelbare en stuurbare machines. Met een adblocker kun je je daar niet tegen wapenen. Je moet van steeds autonomere huize komen en complexere inspanningen verrichten om los te komen van de door algoritmes gebaande paden. Google toont bijvoorbeeld zoekresultaten die lijken op wat we eerder hebben bekeken. Niets is meer geestdodend dan rondcirkelen in een logica die gebaseerd is op economische doelrationaliteit en fundamentalistische zelfbevestiging. Als we ergens narcistisch van worden dan is dat het wel. Het is een sturend proces waar veel mensen bij lijken te gedijen. Efficiency en comfort boven alles, zeker in een wereld waarin minimale geestelijke inspanning zo ongeveer een noodzaak lijkt te zijn om de stress en complexiteit van het dagelijkse leven aan te kunnen. Iedereen wil tegenwoordig een gezin, een carrière, een gezonde levensstijl, een topconditie, een mooi uiterlijk en een interessante hobby, ik vraag me af of geestelijk verontrustende thema’s en ongealgoritmiseerde informatiestromen daar nog een beetje tussen passen. Hoe veeleisender de samenleving, hoe sterker het verlangen naar het mentale comfort van zelfbevestiging. Op welke manier zal dit proces zich blijven ontwikkelen? Steeds minder buiten de gealgoritmiseerde tunnels treden, is dat een vorm van mentale armoede beyond repair? Wat kunnen mensen doen om te ontkomen aan de steeds nauwkeurigere algoritmisering van ons gedrag? Waarom vinden mensen dit geen probleem?
Wat ik zelf doe naast Duck Duck Go’en is bij alle Google’s, Facebook’s en smartphones vandaan blijven, maar de sociale prijs die ik daarvoor betaal wordt met de dag hoger. Ik moet dankbaar zijn als mensen de moeite nemen om mij ‘helemaal apart’ een mailtje te sturen en krijg regelmatig een denigrerende ‘oh nee dat weet jij niet want je zit niet op Facebook’ naar mijn hoofd geslingerd.
Wij maken de techbedrijven die ons leven algoritmiseren machtig en wij kunnen er dus ook voor kiezen om dat niet te doen. Maar wie wil zijn Facebook account opzeggen? Hordes mensen zijn afhankelijk van hun social media-accounts voor werk, studie of carrière. Op dat vlak zullen mensen niet snel concessies doen voor een ‘greater good’ dat niet als zodanig wordt erkend en bovendien voor velen slechts een vage abstractie is. Het is net als ontwapenen: geen enkel land wil als eerste zijn wapens wegdoen in een wereld waarin vrede een vage abstractie is. In plaats van boycotten, koketteren hoger opgeleiden liever met hun ‘kritisch’ social mediagebruik. Dat houdt in dat je zo min mogelijk informatie over jezelf prijs geeft, let op je privacy instellingen en niet teveel tijd op het medium doorbrengt want dat is iets voor domme verslaafden. Leuk geprobeerd maar uiteindelijk draagt ook een semi-anoniem profiel met weinig updates bij aan de groei en daarmee macht van het social media bedrijf.
Random bak met shit
Wie niet zelf kan programmeren kan zich de digitale wereld niet daadwerkelijk toe eigenen. De meerderheid is afhankelijk van applicaties en algoritmes die door anderen zijn gemaakt. Techniekcritici en digitale onthouders worden nogal eens weggezet als ouderwetse gekkies maar wie is hier nou daadwerkelijk gek? Zijn dat de mensen die zich blind overleveren aan een domein waarbinnen ze amper controle hebben of zijn dat de mensen die hier bewust over nadenken? In de offline wereld ben je nog altijd meer in charge dan in de online wereld. Een beetje meer waardering voor de offline wereld zou dus niet misplaatst zijn. Zodra je het internet op gaat zijn het de algoritmes en techbedrijven die in charge zijn: zij gaan tussen onze communicatie zitten, verhandelen onze data en wijzen ons de weg vanuit een winstmaximalisatie doelstelling.
Deze intensieve sturing vinden de meeste mensen volstrekt vanzelfsprekend, maar als traditionele media zoals televisie of kranten ons de weg willen wijzen door mentaal uitdagende producten te maken, dan is dat opeens lachwekkend ouderwets en bovendien elitair. Alexander Klöpping is een van die mensen die deze mentaal armoedige visie nogal eens naar voren brengt. Hij noemt de distributiemethode van het medium televisie ‘debiel’ en vindt het lachwekkend dat iemand zomaar kan bepalen wat er wordt uitgezonden terwijl dat hem (de arme ziel) niet helpt bij het vinden van iets dat hij waarschijnlijk leuk vindt. Spotify en Youtube helpen hem daarentegen wel om zijn muziek en videoclips uit te zoeken: “Die televisie ha-ha-ha, een soort random bak met shit die aan staat en dan moet je maar afwachten wat er komt ha-ha-ha, waarom kijk je daarnaar HA-HA-HA!”. Nou Alexander ha-ha-ha, ik kijk daarnaar omdat al die algoritmes van jou die zogenaamd weten wat ik wil horen, zien en lezen ha-ha-ha, mij en anderen veranderen in gealgoritmiseerde kuddes die niet meer autonoom kunnen nadenken. HA-HA-HA. Waarom mag een simplistisch algoritme dat gebaseerd is op mijn klikgeschiedenis en het klikgedrag van grote groepen mensen die een zelfde soort profiel als ik hebben (woonomgeving, geslacht, leeftijd, politieke voorkeur etc.) wel bepalen wat ik het beste kan gaan kijken, luisteren en lezen, en een mens met een intellectueel verheffend idee over wat de moeite waard is niet? Een avondje zappen en browsen op de televisie, radio en bij kennissen thuis levert mij vaak meer nieuwe muziek op dan de doodlopende smaakloopjes uit mijn Youtube recommendations. Een algoritme kan mij zelden een product geven dat mij uit mijn eigen wereld haalt omdat deze altijd vertrekt vanuit economische doelrationaliteit en een smaakprofiel dat ik al ken, namelijk mijn eigen of dat van mensen die op mij lijken. Als televisie een ‘random bak met shit’ zou zijn, dan is mainstream internet niet veel meer dan een niet-random bak met shit.
Misplaatste bescheidenheid van de internetloze generatie
Voordat we alle traditionele media dood verklaren, moeten we ons misschien afvragen wat we daarmee verliezen en nadenken over de vraag hoe traditionele en nieuwe media elkaar kunnen versterken. Wat daarbij zou helpen is dat volwassenen stoppen met die onderdanige houding ten aanzien van hippe social media kinderen die het zogenaamd allemaal weten. Waarom zouden we onszelf blind overleveren aan knaapjes die weliswaar digitaal ontwikkeld zijn, maar op veel andere fronten: cultureel, maatschappelijk en intellectueel, nog onderontwikkeld. De generatie die is opgegroeid in een wereld zonder internet moet van zijn misplaatste bescheidenheid af. Juist omdat de internetloze generatie als geen ander de verschillen kent en de opkomst van internet bewust heeft meegemaakt kunnen zij waardevolle inzichten toevoegen. Dat moet niet gebeuren vanuit een domme en misplaatste nostalgie naar glasvezelloze tijden, maar vanuit een geïnformeerd kritisch kader. Het gaat er niet om dat we met steeds meer aspecten van ons leven verhuizen naar de online wereld, het gaat om de manieren waarop we dat doen. Wat mij in ieder geval niet de weg lijkt, is een digitaal panopticum waarin we leven als een gealgoritmiseerde kudde: